Vrouwen van vijftig
Als jonge vrouw, viel er niet veel te kniezen
Je was niet somber, je voelde je nooit triest
Je kreeg je lot maar zelden voor je kiezen
Nu ben je bang dat je je jeugd voorgoed verliest.
Zolang je klein bent denk je niet aan groot zijn
Je leeft alsof het leven eeuwig verder gaat
Een puber denkt misschien weleens aan dood zijn
Want ook een jeugdig leven lijkt soms desolaat.
Als jonge vrouw valt er nog veel te hopen
Een lieve man, een kind, een auto en een huis
Je ziet jezelf ooit met je droomprins lopen
Je weet niet dat zo’n leven vastloopt bij ‘t fornuis.
Je bent nog jong, er valt volop te dromen
Al komt er hier en daar een barst in het vernis
En als je droomprins eindelijk wil komen
Blijkt het een puisterige jongen uit Pernis.
Nu heeft Pernis een heleboel te bieden
Vooral voor ouderen moet het er prachtig zijn
Al lijkt de hartstocht vooral iets voor jongelieden,
Zolang je jong bent doe je water bij de wijn.
Je rent je rot, de jeugd leeft bij illusie
Zo na je veertigste komt eind’lijk het verstand
En langzaamaan kom je tot de conclusie
Dat je te vaak in je Pernissen bent gestrand.
Maar oude vrouw, ik zal je eens wat zeggen
Wij vijftigplussers gingen eerder door dat lint
Het doet me goed om jou te kunnen zeggen
Dat elke dag opnieuw je leven weer begint.
Als oude vrouw valt er nog veel te hopen
Want de liefde en de hartstocht kruipen mee.
Tot aan de dood kun je het leven niet ontlopen
Dat houdt je makkelijk nog vijftig jaar tevree.
Als je Pernis gehad hebt valt de rest wel mee